Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood. Misschien is het wat onbekend, maar wat het wachttorengenootschap (WTG) op basis van Prediker 9 over de dood leert, en dan vooral wat er “aan gene kant” is na begrafenis of crematie, en wat de overleden mens daarvan meemaakt, of juist niet meemaakt, is verkeerd. Het valt wellicht weinigen op. Wat de Jehova Getuigen (JG) over dit onderwerp leren, vinden veel mensen wel sympathiek. Het komt hen wel goed uit.

De JG leren namelijk dat de doden van niets weten, geen bewustzijn hebben, vanaf de dood en tot in de eeuwigheid, en dat kan een prettige gedachte zijn. Wie dit geloven wil, moet het maar doen, maar aan te raden is om te kijken wat de Bijbel er van zegt. Dat vind ik in ieder geval een stuk betrouwbaarder, want dát is Gods Woord, in tegenstelling tot het woord van het WTG.

Treurig onbegrip over Bijbelse onderwerpen

De verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood, komen, net zoals alle andere fout leerstellingen van het WTG, voort uit een treurig onbegrip over Bijbelse onderwerpen. Wie niet weet wat de begrippen “geest, ziel en lichaam” in de Bijbel inhouden, en met name in het Oude Testament (OT), moet geen uitspraken over dood en hel gaan doen. En toch is dat wat het WTG doet. Misschien hadden ze beter de bijbelstudie “Geest, ziel en lichaam” (zie bijbelstudie Vlichthus) kunnen doornemen, in plaats van stug volhouden in de verkeerde leer. Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Het onderwerp dood op de website van Jehova Getuigen

Maar laten we eerst even kijken naar de argumentatie van het WTG over dood en hel. Wat men leert is in feite een variatie op de “leer van de zieleslaap*. In het geval van de JG is het meer de “leer van het niet bestaan“. Op de website van de JG wordt het onderwerp belicht. Het gaat mij in dit bericht over dit stukje:

De toestand van de doden. Zoals uit de Schrift blijkt, zijn de doden „zich van helemaal niets bewust en is de dood een toestand van volkomen inactiviteit (Pr 9:5, 10; Ps 146:4). Er wordt gezegd dat degenen die sterven, „het stof des doods” ingaan (Ps 22:15) en ’machteloos in de dood’ worden (Sp 2:18; Jes 26:14). In de dood wordt van God geen gewag gemaakt en wordt hij ook niet geprezen (Ps 6:5; Jes 38:18, 19). Zowel in de Hebreeuwse als in de Griekse Geschriften wordt de dood vergeleken met een slaap.

Dit is een passende vergelijking, niet alleen omdat daarbij sprake is van een toestand waarin het bewustzijn uitgeschakeld is, maar ook vanwege de hoop op een ontwaken door middel van de opstanding (Ps 13:3; Jo 11:11-14). De uit de dood opgewekte Jezus wordt „de eersteling van hen die ontslapen zijn” genoemd. — 1 Kor 15:20, 21; zie HADES; SJEOOL.

Even verderop gaat men in op ziel en geest en laat het WTG zien dat men het onderwerp niet begrijpt. Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Bijgevolg wordt in The Interpreter’s Bible (Deel II, blz. 1015), in een commentaar op 1 Samuël 25:29, het volgende opgemerkt: „Het denkbeeld dat de mens uit lichaam en ziel bestaat, die bij de dood gescheiden worden, is niet van Hebreeuwse, maar van Griekse oorsprong” (onder redactie van G. A. Buttrick, 1953). Evenzo wijst Edmond Jacob, hoogleraar in de oudtestamentische wetenschap aan de Universiteit van Straatsburg, erop dat, aangezien in de Hebreeuwse Geschriften het leven direct met de ziel (Hebr.: neʹfesj) in verband wordt gebracht, „het logisch is dat de dood soms als het verdwijnen van deze nefesj wordt voorgesteld (Gen. 35:18; 1 Koningen 17:21; Jer. 15:9; Jona 4:3).

Het ’heengaan’ van de nefesj moet als beeldspraak worden beschouwd, want ze blijft niet onafhankelijk van het lichaam bestaan, maar sterft ermee (Num. 31:19; Recht. 16:30; Ezech. 13:19). Er is geen bijbeltekst die de uitspraak rechtvaardigt dat de ’ziel’ op het moment van de dood van het lichaam wordt gescheiden.” — The Interpreter’s Dictionary of the Bible, onder redactie van G. A. Buttrick, 1962, Deel 1, blz. 802.

Tot zover de aanhalingen, voor meer over dit onderwerp verwijs ik naar de website van de JG. Het laatste stuk ga ik hier niet behandelen. Het beste is om de bijbelstudie “Geest, ziel en lichaam” door te nemen om dit goed te doorgronden. Ik wil alleen zeggen dat uit dit stuk weer blijkt hoe het werkt bij de schriftverklaring door het WTG. Als men het niet weet, wordt er maar “beeldspraak” van gemaakt, maar dan zonder te vertellen wat het dan betekent. Het “vergeestelijken” is bij het WTG heel populair en maakt het voor hen mogelijk om veel weg te redeneren. De geïndoctrineerde JG accepteert dat, maar een oplettende christen die zijn of haar Bijbel kent, natuurlijk niet.

Zijn de doden zich van helemaal niets bewust volgens Prediker 9?

Het hoofdthema is natuurlijk de vraag op basis van de eerste regel uit het eerste aangehaalde stuk op de website van de JG: Zijn de doden zich van helemaal niets bewust? Dat zeggen de JG namelijk en daarvoor halen ze een aantal bijbelteksten aan. Beter gezegd: ze rukken de teksten uit de context en lezen er dingen in die er niet staan. De meest aangehaalde tekst is Prediker 9 : 5, 10. In feite is op deze in de Nieuwe Wereldvertaling aangepaste vertaling alles van de verkeerde lering gestoeld. De rest van de leringen over de dood volgt op wat het WTG van deze tekst maakt. Begrijp deze tekst zoals die bedoeld is en direct is het onderwerp niet moeilijk meer. Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Belangrijk is te weten in welke context de woorden in Prediker geschreven zijn. Lees daarvoor heel Prediker eens rustig door. Langzaam lezen en er over nadenken. Héél kort gezegd – en alleen in dit verband – komt het er in het door de wijze Salomo geschreven boek op neer dat de mens tijdens zijn of haar leven op aarde (dat heet in het OT van de Bijbel: “ziel”) zou doen wat hij zou willen doen.

De mens zou genieten van zijn arbeid, de schepping e.d. Salomo beargumenteert dat dit alleen kan als de mens op aarde is, als hij “onder de zon is”. “Geniet van het leven”, zegt Salomo in Prediker 9. Doe dat nu, want als je niet meer “onder de zon” bent, kan dat niet meer. En in dát verband zegt hij o.a. in de door het WTG aangehaalde teksten, Statenvertaling (SV): Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

5 Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.

10 Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat.

Wat in Prediker 9 wordt gezegd, staat in relatie tot wat in déze zichtbare wereld wél gedaan wordt. Vers 5 zegt dat wie leeft weet dat hij zal sterven. Het is het vervolg op al het eerder genoemde weten en doen van de levende mens (de ziel) en dat alles in déze zichtbare wereld. Dat álles is niet bestemd voor de doden, in de wereld waar zij zijn. De doden weten (doen) daar niet wat de levende mens doet, staat hier. Maar dat wil niet zeggen dat er geen bewustzijn, geen denken is. Als dit zo zou zijn, dan zou dat elders ook in de Bijbel bekend gemaakt zijn. Het tegendeel is juist het geval, zoals uit de voorbeelden blijkt. (Waar waren Jona en Jezus toen zij een korte tijd dood waren? De rijke man en Lazarus.)

Er is wel degelijk overlegging en kennis in het dodenrijk, alleen niet over wat er op aarde plaatsvindt, daar heeft men geen weet van, geen deel aan en dezelfde dingen doet (activiteit) men ook niet in het dodenrijk.

Dan wordt er in vers 5 verklaard dat de doden “geen loon” meer hebben. Dus geen arbeid, want loon volgt op arbeid, en dat “hun gedachtenis is vergeten”. Dit betekent niet dat men geen herinnering of overlegging meer heeft. Het gaat hier om dat men geen gedachten meer heeft in de wereld van de levenden, in de wereld waar de dode eerste wel was, want daar gaat de hele verhandeling nog steeds over. Het hoofdthema is hier niet dood en dodenrijk, maar het praktische leven (en denken) van de mens op aarde. Het gaat over de aardse mens, die hier op aarde uit lichaam en geest bestaat, en hier op aarde actief is. Diezelfde gedachten die de mens op aarde heeft, heeft hij niet in het dodenrijk.

Vergeet dus de context niet waarin iets staat. Als je wel vergeet waar het hele gedeelte over gaat, dan kan zo’n klein stukje tekst makkelijk uit z’n verband gerukt worden, met verstrekkende gevolgen. Dan is het mogelijk om van “de doden weten niet met al” en “hun gedachtenis is vergeten” een groot dogma te maken, zoals het WTG gedaan heeft.

Het wachttorengenootschap heeft overigens in de eigen vertaling de kans weer niet onbenut gelaten om het e.e.a. aan te passen in een brutale poging om het eigen gelijk te bewijzen. In de NWT staan de aangehaalde teksten namelijk zo:

5. Want de levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer, want de gedachtenis aan hen is vergeten.

10. Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw krácht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat. 

Ik denk dat u inmiddels wel zelf de conclusie kunt trekken over deze op z’n minst suggestieve vertaling. Daarbij komt dat het laatste stuk van vers 5 ook nog eens verkeerd vertaald is in de zin dat hetgeen er nu staat gewoon niet waar is. Nu staat er dat anderen de gedachtenis aan “hen” (de doden) zijn vergeten. Dat lijkt me niet. De herinnering aan doden, zeker aan dierbaren, blijft. Bij de een meer dan bij de ander, maar de doden blijven in gedachten. Dat zou niet het geval zijn volgens deze vertaling van de Jehova Getuigen. Zo gevaarlijk is het dus om niet goed te vertalen. Voor je het weet, staat er iets heel anders. Alle betrouwbare vertalingen hebben derhalve ook vertaald met “hun gedachtenis” of “heugenis” (Leidse Vertaling). Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Niet ingaan op de andere aangehaalde teksten

Op de rest van de aangehaalde teksten hoef ik niet eens in te gaan. Die bewijzen de JG-theorie over de dood helemaal niet. Alleen als je Prediker 9 verkeerd interpreteert, dan zouden ze als “bewijs” kunnen dienen, alhoewel ze heel zwak zijn om te bewijzen dat er geen bewustzijn is in het dodenrijk, want over die verkeerde lering van de Jehova Getuigen hadden we het in dit artikel. Kijk in dit verband ook eens naar het artikel “De opstanding bij Jehovah’s Getuigen”, op deze website.


Romeinen 8 : 38 zegt dat zelfs de dood ons (wedergeboren gelovigen in Christus) niet kan scheiden van de gemeenschap met God en Christus. Deze uitspraak maakt een leer over de eventuele zielenslaap onmogelijk. Die leer houdt in, dat wanneer een gelovige overlijdt, hij er niet meer is. Hij is dan als het ware buiten bewustzijn. Hij slaapt en wordt pas weer wakker bij de wederkomst van Christus of op de Jongste Dag. Men noemt dat “zielenslaap”. Het is een onbijbelse gedachte. In dat geval zou de dood ons scheiden van de praktische gemeenschap met God en Christus. Paulus zegt immers dat “ontbonden worden en met Christus te zijn” verre weg het beste is. (Filippenzen 1 : 23) Dat is beter dan “in het lichaam te blijven om uwentwil”. Als “ontbonden worden” zou betekenen dat hij tot de zogenaamde zielenslaap overgaat, had hij zijn tijd beter aan de Filippenzen kunnen besteden in plaats van te slapen tot de opstanding. (Bron: Bijbelstudie Vers voor vers door de Romeinenbrief, website Vlichthus)


Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

Verkeerde leringen van Jehova Getuigen over de dood

9 Reacties

  1. Wilhelmina 24/03/2019
  2. egbert 19/12/2017
  3. Kristel Mertens 26/03/2016
    • Wachttorenkijker 26/03/2016
      • Kristel Mertens 27/03/2016
  4. Frits Paauw 25/03/2016
    • Wachttorenkijker 25/03/2016
  5. Frits Paauw 25/03/2016
    • Wachttorenkijker 25/03/2016

Geef een reactie

Translate »