Zacharia 12 Nieuwe Wereldvertaling versus Statenvertaling

Linkerkolom Nieuwe Wereldvertaling (NWT), rechterkolom Statenvertaling. Zacharia 12 Nieuwe Wereldvertaling versus Statenvertaling.

Klik hier voor het artikel dat bij dit onderwerp hoort

Meer over de Nieuwe Wereldvertaling Zacharia 12 Nieuwe Wereldvertaling versus Statenvertaling

Zacharia 12 Nieuwe Wereldvertaling versus Statenvertaling

1 Een formele uitspraak: „Het woord van Jehovah betreffende Israël”, is de uitspraak van Jehovah, die [de] hemel uitspant en [de] aarde grondvest en de geest van de mens in zijn binnenste vormt.

2 „Zie, ik maak Jeruzalem tot een schaal die alle volken rondom [doet] waggelen; en ook tegen Juda zal hij komen bij de belegering, [ja,] tegen Jeruzalem.

3 En het moet geschieden op die dag [dat] ik Jeruzalem tot een zwaar te torsen steen voor alle volken zal maken. Allen die hem opheffen, zullen zonder mankeren zelf ernstige schrammen oplopen; en tegen haar zullen stellig alle natiën der aarde vergaderd worden.

4 Op die dag”, is de uitspraak van Jehovah, „zal ik elk paard met verbijstering slaan en zijn berijder met waanzin; en over het huis van Juda zal ik mijn ogen opendoen, en elk paard van de volken zal ik met gezichtsverlies slaan.

5 En de stamhoofden van Juda zullen in hun hart moeten zeggen: ’De inwoners van Jeruzalem zijn mij een sterkte door Jehovah der legerscharen, hun God.’

6 Op die dag zal ik de stamhoofden van Juda als een vuurpot tussen bomen maken en als een vuurfakkel in een rij pas gemaaid koren, en zij moeten ter rechter- en ter linkerzijde alle volken rondom verslinden; en Jeruzalem moet nog bewoond worden op haar [eigen] plaats, in Jeruzalem.

7 En Jehovah zal stellig de tenten van Juda het eerst redden, opdat de luister van het huis van David en de luister van de inwoners van Jeruzalem niet te groot wordt ten opzichte van Juda.

8 Op die dag zal Jehovah een verdediging zijn rondom de inwoners van Jeruzalem; en degene onder hen die struikelt, moet op die dag als David worden, en het huis van David als God, als Jehovah’s engel voor hun aangezicht.

9 En het moet geschieden op die dag [dat] ik alle natiën die tegen Jeruzalem komen, zal zoeken te verdelgen.

10 En ik wil over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem de geest van gunst en smekingen uitstorten, en zij zullen stellig opzien naar Degene die zij hebben doorstoken, en zij zullen stellig over Hem weeklagen zoals bij het geweeklaag over een enige [zoon]; en er zal een bittere jammerklacht over hem zijn zoals wanneer er een bittere jammerklacht is over de eerstgeboren [zoon].

11 Op die dag zal het geweeklaag in Jeruzalem groot zijn, als het geweeklaag van Hadad-Rimmon in de valleivlakte van Megiddo.

12 En het land zal stellig weeklagen, elke familie afzonderlijk; de familie van het huis van David afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk; de familie van het huis van Nathan afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk;

13 de familie van het huis van Levi afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk; de familie van de Simeïeten afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk;

14 alle families die zijn overgebleven, elke familie afzonderlijk, en hun vrouwen afzonderlijk.

1 De last van het woord des HEEREN over Israel. De HEERE spreekt, Die den hemel uitbreidt, en de aarde grondvest, en des mensen geest in zijn binnenste formeert.

2 Ziet, Ik zal Jeruzalem stellen tot een drinkschaal der zwijmeling allen volken rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem.

3 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen volken; allen, die zich daarmede beladen, zullen gewisselijk doorsneden worden; en al de volken der aarde zullen zich tegen haar verzamelen.

4 Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik alle paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met zinneloosheid; maar over het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openen, en alle paarden der volken zal Ik met blindheid slaan.

5 Dan zullen de leidslieden van Juda in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen mij een sterkte zijn in den HEERE der heirscharen, hun God.

6 Te dien dage zal Ik de leidslieden van Juda stellen als een vurige haard onder het hout, en als een vurige fakkel onder de schoven; en zij zullen ter rechterzijde en ter linkerzijde alle volken rondom verteren; en Jeruzalem zal nog blijven in haar plaats te Jeruzalem.

7 En de HEERE zal de tenten van Juda ten voorste behouden, opdat de heerlijkheid van het huis Davids, en de heerlijkheid der inwoners van Jeruzalem, zich niet verheffe tegen Juda.

8 Te dien dage zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, zal te dien dage zijn als David; en het huis Davids zal zijn als goden; als de Engel des HEEREN voor hun aangezicht.

9 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik zal zoeken te verdelgen alle heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen.

10 Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.

11 Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon, in het dal van Megiddon.

12 En het land zal rouwklagen, elk geslacht bijzonder; het geslacht van het huis Davids bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder; en het geslacht van het huis van Nathan bijzonder, en hun vrouwen bijzonder;

13 Het geslacht van het huis van Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; het geslacht van Simei bijzonder, en hun vrouwen bijzonder;

14 Al de overige geslachten, elk geslacht bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder.

 


Zacharia 12 Nieuwe Wereldvertaling versus Statenvertaling

Zacharia 12 Nieuwe Wereldvertaling versus Statenvertaling

Een reactie

  1. John van Beem 15/07/2015

Geef een reactie

Translate »