Het Lam Gods is …

Het Lam Gods is … Die invulling is zeer eenvoudig: de Here Jezus Christus. Zelfs het wachttorengenootschap (WTG) weet dat Christus het Lam, oftewel het Lam Gods is. De woorden Gods, opgeschreven door Johannes in Johannes 1 : 29 en 36 zijn niet mis te verstaan:

Des anderen daags zag Johannes Jezus tot zich komende, en zeide: Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!

En ziende op Jezus, daar wandelende, zeide hij: Ziet, het Lam Gods!

Het Lam Gods neemt de zonde weg

In vers 29 wordt er nog wat extra informatie gegeven over wat “het Lam Gods” zou doen, namelijk “de zonde (zonder “n”, = de “zondige natuur van de mens”) van de wereld wegnemen. 

Het zal duidelijk zijn dat hier een vooruitblik gegeven wordt naar wat toen nog toekomst was. Het wegnemen van de zonde der wereld gebeurde bij de dood van de Here Jezus. Op Golgotha betaalde de Here Jezus de schuld van de gehele mensheid, die dus op dat moment met Hem stierf. 2 Korinthe 5 : 15 zegt: 

“… indien Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn.”

De Here Jezus als Hogepriester

Johannes ziet de Here Jezus en weet – en zegt – dat Deze het Lam Gods zou zijn op het moment dat Hij de zonde der wereld zou wegnemen. Daarmee is gezegd dat de specifieke benaming “Lam Gods” gekoppeld is aan een bepaalde “functie” of “hoedanigheid” van de Here Jezus Christus. Net zoals dat geldt voor Christus als “Hogepriester”. Daarvan zegt Paulus in Hebreeën 5 : 10 en in  6 : 20:

En is van God genaamd een Hogepriester, naar de ordening van Melchizedek.

Daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizedek, een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid.

De Here Jezus Christus, de Opgestane en Eersteling van de Nieuwe Schepping is door God “genaamd” (= gesteld) tot Hogepriester onder het Nieuwe Verbond. 

De Here Jezus als Mens en Middelaar

Een andere functie van de Here Jezus is die van Middelaar, waarbij heel nadrukkelijk wordt gewezen op de Opgestane als Mens. Paulus leert o.a. in 1 Timotheüs 2 : 5:

Want [er is] één God, er is ook één Middelaar Gods en der mensen, de Mens Christus Jezus;

Paulus heeft het in vers 3 over “God, onzen Zaligmaker” en in Paulus woorden is dat de Here Jezus Christus. In 2 Timotheüs 1 : 10 zegt hij:

Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie;

De apostel Petrus getuigt hiervan in 2 Petrus 3 : 18:

Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus.

De apostel Johannes zegt in 1 Johannes 4 : 14:

… dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot Zaligmaker der wereld.

Waarvan Judas dan weer zegt, in Judas : 25:

Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, …

Kortom: de “Zaligmaker der wereld”, is de Zoon (de Erfgenaam van de Vader), is de Here Jezus Christus, is God. En ook nog eens: de Mens als Middelaar, de Mens als Hogepriester (Hebreeën 5 : 1) en het Lam Gods. 

Als je van de Godheid geen “biologie” maakt, zoals het WTG helaas wel doet, dan is het begrijpen daarvan niet moeilijk. Neem eenvoudig het voorbeeld van de mens, die als één wezen, heel wat verschillende namen/functies kan hebben t.o.v. “uiteenlopende partijen”. De mens als kind, kan evenzo de vader of moeder zijn, enzovoorts.

Redengevend voegwoord

Vers 4 van 1 Timotheüs 2 is een aanvulling op wat die Zaligmaker wil: 

Welke wil, dat alle mensen zalig worden, en (= namelijk) tot kennis der waarheid komen.

Vers 5 begint met het redengevend voegwoord “want”, omdat het meer zegt over “zalig worden”, dat eveneens “kennis der waarheid” blijkt te zijn. Tot “kennis der waarheid” komen betekent tegelijkertijd “zalig worden”. Dan blijkt dat te zijn: “God, die ook de Middelaar tussen God en de mensen is, maar dan in de “Mens Christus Jezus”. Onder die Naam en functie, in of onder de hoedanigheid van Mens vervult God Zijn werk als Middelaar.

Drie duidelijke Namen (functies) van de Here Jezus

We hebben dus in ieder geval drie duidelijke Namen (functies) van de Here Jezus Christus:

  1. De Middelaar tussen God en de mensen
  2. De Hogepriester van het Nieuwe Verbond
  3. Het Lam Gods

We kijken nu verder naar wat de Schrift leert over dat Lam Gods.  

Stefanus en Petrus over het Lam

Na de eerste vooruitwijzing inzake het Lam Gods in het Evangelie van Johannes, brengt Stefanus in Handelingen 8 : 32 de woorden over het Lam (Jesaja 53 : 7) van toepassing op de gekruisigde Here Jezus:

En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open.

Vervolgens is het de apostel Petrus die wijst op het “werk” van het Lam, waarbij hij de term “Christus” hanteert. 1 Petrus 1 : 19:

Maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam;

Het Lam Gods in het boek Openbaring

Daarna is het weer de beurt aan Johannes om te eindigen met waar hij vele jaren daarvoor (Johannes-evangelie) mee begon, namelijk met het wijzen op het Lam Gods. We bekijken 24 verzen, te beginnen met Openbaring 5 : 6, dat volgt op vers 5, waar een ander kenmerk van Christus, van het Lam, genoemd wordt:

En een van de ouderlingen zeide tot mij: Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.

De overwinnende Leeuw van Juda is ook het Lam, Dat de dood overwon. Als overwinnaar wordt Hij uitgebeeld als een Leeuw, maar het was het Lam, dat niet protesteerde en in zekere zin zwak was. (Jesaja 53 : 7) Maar juist vanwege die zwakheid is Hij inmiddels machtig. “Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is“. (Filippenzen 2 : 9)” Na de vernedering komt de verhoging en daarna wordt het Lam gezien “staande als geslacht”, want het Lam heeft de dood overwonnen. Hij staat fier overeind!

Voor deze Bijbelse symboliek zijn een Leeuw en een Lam precies hetzelfde. “Leeuw”, “Wortel Davids” of “Lam” verwijzen altijd naar de Here Jezus Christus. De functie van symboliek is dat, hoe het er ook uitziet, het over Christus spreekt.

1. Openbaring 5 : 6, 7

En ik zag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht, hebbende zeven hoornen, en zeven ogen; dewelke zijn de zeven geesten Gods, die uitgezonden zijn in alle landen.

En Het kwam, en heeft het boek genomen uit de rechter [hand] Desgenen, Die op den troon zat. 

Wij hebben hier – in de symboliek – “Degene Die op de troon zit” en “het Lam”. Degene Die op de troon zit, heeft het boek en het Lam Gods is waardig om dat boek te openen. Dus gaat het Lam naar Degene Die op de troon zit, komt tot Hem en neemt het boek aan. 

Wie zit er op de troon? Het Lam. Wie komt tot Degene Die op de troon zit? Ook het Lam. 

Dat kan nu eenmaal in de symboliek. Het Lam is Christus, maar dan meer specifieker. Het Lam (een schaap, dat een stem volgt) staat voor geloof, nederigheid, onderwerping en volgzaamheid. De Here Jezus voldoet volledig aan deze kenmerken. Zijn geloof, Zijn volgzaamheid, Zijn vernedering en Zijn gehoorzaamheid worden in de Bijbel uitgebreid genoemd. De Leeuw is eveneens een type van Christus, maar dan in een andere hoedanigheid, vanwege andere eigenschappen. Hierbij gaat het om Koningschap. 

Twee typen van Christus kunnen in de symboliek prima naast elkaar bestaan en zelfs tot elkaar komen. Het Lam kwam tot Degene Die op de troon zat en nam het boek uit Zijn rechter-[hand]. Hierna lees je het verschil helemaal niet meer. Het is er steeds maar Eén: De Here Jezus Christus, Zoon van God en Zoon des mensen.

2. Openbaring 5 : 8

En als Het dat boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig ouderlingen voor het Lam neder, hebbende elk citeren en gouden fiolen, zijnde vol reukwerks, welke zijn de gebeden der heiligen.

Het gaat hier om aanbidding van het Lam. Wie zou er alleen aanbeden (= ook dienen) mogen worden? “Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen.” (Mattheüs 4 : 10) 

Het Lam is God.

3. Openbaring 5 : 12

Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging.

In Openbaring 5 : 12 is het Lam, Die op de Troon zit, waardig om o.a. kracht, rijkdom, wijsheid, heerlijkheid sterkte en dankzegging te ontvangen. In Openbaring 7 : 12 is dat God:

Zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onzen God in alle eeuwigheid. Amen.

Het Lam is God.

4. Openbaring 5 : 13

En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en (= namelijk) het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid.

De herhaling van vers 12 heeft het over de Ene: het Lam. Van “Hem, Die op de Troon zit”, wordt gezegd: “het Lam”.

5. Openbaring 6 : 1

En ik zag, toen het Lam een van de zegelen geopend had, en ik hoorde een uit de vier dieren zeggen, als een stem van een donderslag: Kom en zie!

De “zegelen” blijken er zeven te zijn, volgens Openbaring 5 : 1 en 5: 

En ik zag in de rechter [hand] Desgenen, Die op den troon zat, een boek, geschreven van binnen en van buiten, verzegeld met zeven zegelen.

.., om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken.

Het Lam opent één van de zeven zegelen, hier in Openbaring 6 : 1. Waar bevindt Zich dat Lam? Op de Troon, volgens 5 : 1. Wie zit er op de Troon? God Zelf! 

6. Openbaring 6 : 16

…: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en (= namelijk) van den toorn des Lams.

Er wordt gevraagd om verberging, om te ontkomen aan de “toorn van het Lam”. Anders gezegd: “het aangezicht van Degene, Die op de Troon zit”. Het Lam zit op de Troon.

7. Openbaring 7 : 9

Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en (= namelijk) voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.

De positie van de “grote schare” is voor de Troon en dus voor het Lam Gods, want Die zit op die Troon. Het volgende vers zegt Wie er op de Troon zit:

8. Openbaring 7 : 10

En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en (= namelijk) het Lam.

God, ook gekend als het Lam, zit op de Troon!

9. Openbaring 7 : 14, 15

En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.

Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.

God zit op de Troon en wordt gediend in Zijn Tempel. Wie of Wat is “Zijn Tempel”? Dat is het Lichaam van Christus, (Johannes 2 : 12) Zijn Gemeente. (2 Korinthe 6 : 16) Daarin wordt God gediend. Die op de Troon zit, is het Lam Gods.

10. Openbaring 7 : 17

Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en (= namelijk) God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Let op de twee zinsdelen, die in feite hetzelfde zeggen, maar dan met andere woorden, met andere kenmerken, die wel op hetzelfde duiden:

het Lam > zal hen weiden, Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren.

God         > zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Het Lam is God.

11. Openbaring 13 : 8

En allen, die op de aarde wonen, zullen hetzelve aanbidden, welker namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld.

Wie zullen “die op de aarde wonen aanbidden”? Wie zullen God aanbidden? Want alleen God zou aanbeden worden. Dat zijn degenen die geschreven zijn in het “boek des levens”, oftewel het boek van het Lam (“des Lams”). 

Het “boek des levens” is in handen van het Lam, maar ook in handen van “de Zoon”, zo blijkt uit Openbaring 3 : 15:

Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.

Nu is het – het is symboliek hier in Openbaring – de Zoon, Die degene met een “wit kleed” juist niet uitschrijft uit dat “boek des levens”. Dat betekent dat Hij wel kán uitschrijven. Het “boek des levens” is van Hem. Het “boek des levens” is van het Lam.

12. Openbaring 14 : 1

En ik zag, en ziet, het Lam stond op den berg Sion, en met Hem honderd vier en veertig duizend, hebbende den Naam Zijns Vaders geschreven aan hun voorhoofden.

Het “tafereel” waarin het Lam een rol speelt, is in Openbaring 14 verplaatst vanuit de hemel naar de aarde. De “berg Sion” is de aanduiding van Christus’ heerschappij vanuit een in de toekomst hersteld Jeruzalem. Het Lam en de 144.000 (uit de 12 stammen Israëls; Openbaring 7) doen hun werk op aarde vanuit Jeruzalem, dat wijst op het koninkrijk van David, waarvan Christus de rechtmatige Erfgenaam is.

De 144.000 dragen de “Naam Zijns Vaders”. Dus niet: “Naam van hun Vader”. Het gaat om de Naam van de “Vader” van het Lam (het is symboliek…). Het Lam bleek in Openbaring 5 de “Leeuw van Juda” te zijn. En zo zijn we weer terug bij David, bij Sion en bij de Erfgenaam van David: de “Zoon des mensen” (Mattheüs 24 : 30) Christus als Koning vanuit Jeruzalem.

13. Openbaring 14 : 4

Dezen zijn het, die met vrouwen niet bevlekt zijn, want zij zijn maagden; dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Het ook heengaat; dezen zijn gekocht uit de mensen, tot eerstelingen Gode en (= namelijk) het Lam.

De 144.000 volgen het Lam. Zij zijn het eigendom van de Here Jezus Christus. Zij zijn “Gods eerstelingen” en daarmee ook “de eerstelingen van het Lam”, wordt hier gezegd. 

God en het Lam zijn hier Eén-en-dezelfde.

14. Openbaring 14 : 10

Die zal ook drinken uit den wijn des toorn Gods, die ongemengd ingeschonken is, in den drinkbeker Zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en sulfer voor de heilige engelen en voor het Lam.

Hetzelfde wordt in één vers twee keer gezegd, maar dan met andere bewoordingen:

“drinken uit den wijn des toorn Gods” = “gepijnigd worden met vuur en sulfer voor het Lam”. “God” in het eerste deel is “het Lam” in het tweede deel van het vers.

15. Openbaring 15 : 3

En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!

Het gezang van het Lam, is gelijk aan het gezang van Mozes. (Het is symboliek…) Het is gericht aan de “almachtige God”, ook bekend als de “Koning der heiligen” (grondtekst: natiën; volkeren). Via Openbaring 19 : 13-16 is het zeer eenvoudig te zien dat het hier om de Here Jezus Christus gaat:

En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods.

En de heirlegers in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad.

En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods.

En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen, en Heere der heren.

De “Koning der koningen”, namelijk de “Heere der heren”, is het Woord Gods, de Here Jezus Christus. Dat is ook de conclusie uit Openbaring 17 : 14. Daarin wordt het Lam Gods rechtstreeks aangeduid als “Koning der koningen”. 

16. Openbaring 17 : 14

Dezen zullen tegen het Lam krijgen, en het Lam zal hen overwinnen (want Het is een Heere der heren, en een Koning der koningen), en die met Hem zijn, de geroepenen, en uitverkorenen en gelovigen.

17. Openbaring 19 : 7, 9

Laat ons blijde zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelve bereid.

En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden Gods.

De “bruiloft van het Lam”, is uiteraard de bruiloft van Christus (het Hoofd inclusief Zijn Lichaam) met Zijn bruid, namelijk een gelovig Israël (de 12 stammen). (Jesaja 62 : 5; Romeinen 7 : 4) Vervolgens gaat de symboliek, met daarin het Lam, verder in Openbaring 21.

18. Openbaring 21 : 9

En tot mij kwam een van de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams.

19. Openbaring 21 : 14

En de muur der stad had twaalf fondamenten, en in dezelve de namen der twaalf apostelen des Lams.

De apostel Paulus zegt over het fundament van de “Gemeente van Christus”, Die ook wel “Tempel Gods” genoemd wordt in Efeze 2 : 20:

Gebouwd op het fondament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen;

De uiterste Hoeksteen is Jezus Christus, volgens Paulus. In Openbaring 21 : 14 heet dat het “fundament met daarop de namen van de 12 apostelen van het Lam”. 

Van die stad “het Hemelse Jeruzalem” (Hebreeën 12 : 22; Openbaring 21 : 2, 10) wordt gezegd dat daar alleen degenen in zullen gaan die in “het boek des levens van het Lam” geschreven staan, aldus Openbaring 21 : 27:

20. Openbaring 21 : 27

En in haar (die stad) zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.

In die “stad” (symboliek voor Gods Koninkrijk in zowel hemelen als aarde) zal de Heere, de Almachtige God, de Tempel zijn. Van die Tempel wordt ook gezegd dat Die het Lam is, zo blijkt uit vers 22.

21. Openbaring 21 : 22

En ik zag geen tempel in dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en (= namelijk) het Lam.

Let op: het is nog steeds symboliek. Het is uitbeelding van zaken. Het vertelt wat, namelijk dat in de “nieuwe hemelen en nieuwe aarde” (vers 1) er geen letterlijke zon en maan meer zal zijn. Aldaar zal de “Heerlijkheid Gods” het licht zijn.

22. Openbaring 21 : 23

En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en (= namelijk) het Lam is haar Kaars.

Wie verlicht het Nieuwe Jeruzalem? Wie is haar Kaars? Hier staat “het Lam“, waarvan we zeker weten dat het de Here Jezus Christus is. Waarvan we zeker weten dat het God is.

Er staat ook dat “de Heerlijkheid Gods” verlicht. Wie is de Heerlijkheid Gods? Inderdaad: “het Lam, de Kaars”, uit het laatste deel van het vers. Wie is de Heerlijkheid Gods? In Filippenzen 2 : 11 staat :

…, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

Paulus zegt hier dat het Jezus Christus – Jehovah (de Heere) – is die de Heerlijkheid van God als Vader, als Gever, “zij”. Hij ís het dus!

23. Openbaring 22 : 1

En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods, en des Lams.

“Het “hij” uit vers 1, zou wat mij betreft met een hoofdletter H geschreven moeten zijn, want dit is de “Hij” uit hoofdstuk 21 : 3, de “grote stem uit de hemel”. Het is God Zelf die hier spreekt; ook in Openbaring 22 : 3. Dat blijkt ook uit het vervolg van hoofdstuk 21. Vers 5: 

Die op den troon zat, zeide: …

Vers 6 en 7: 

Hij sprak tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet.

Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem God zijn, en hij zal Mij zoon zijn. 

De Here (Jehovah) Jezus Christus is de Alfa en Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. Dat was al lang geleden door Jesaja aan Israël geprofeteerd, in Jesaja 44 : 6 en 48 : 12:

Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: (= Jehovah Zebaoth) Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God.

Hoor naar Mij, o Jakob! en gij Israël, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.

Het staat er notabene heel duidelijk bij: Jehovah zegt hier dat Hij Dezelfde is, dat Hij de Eerste en ook de Laatste is. “Die op de troon zit” in Openbaring, waarvan vastgesteld is dat het God is en óók het Lam is, claimt vervolgens dat Hij de aangekondigde “Eerste en de Laatste” is. En daarvan zegt Jesaja: “behalve Mij is er geen God.

De prediking van Evangelie Gods in het Nieuwe Testament bestaat uit niets anders dan de verkondiging dat de van tussen de doden uit opgestane Here (Jehovah) Jezus, de Verlosser (JG: “Redder”) is die aangekondigd was. Hij is de Eerste en de Laatste. In het Grieks: de Alfa en de Omega. God Zelf dus.

De climax van deze grote waarheid ligt uiteraard in het boek dat dé Openbaring is van de Here Jezus Christus. Daarin wordt alles volledig openbaar gemaakt. Het laatste hoofdstuk van het laatste boek van de Bijbel heeft dan ook:

24. Openbaring 22 : 3

En geen vervloeking zal er meer tegen iemand zijn; en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen;

“De troon Gods, en des Lams” zijn geen twee tronen. Niet én een Troon van God én een troon van het Lam, zoals de Jehovah’s Getuigen vertellen. Of zoals het WTG leert: Een Troon van Jehovah én dan ook nog een troon waar Jezus Christus op zit. Een troon die uiteraard lager staat. Ze hebben er zelfs een tekening voor gemaakt… 

Twee-eenheid bij Jehovah's Getuigen

Maar dit is natuurlijk niet wat ons in Openbaring “getekend” wordt… Daar worden geen twee Tronen getoond, waarbij op de hoogste Troon de “onzienlijke God” (1 Timotheüs 6 : 16) zit. Door het WTG  is Jehovah “gezichtsloos” getekend om dat onzienlijke uit te drukken. Het is helaas niets anders dan een totaal niet begrijpen van de symboliek die de Auteur van de Bijbel in Zijn geschiedenis gebruikt.

De Bijbel is duidelijk dat er geen Naam hoger is dan die van “Jehovah (Here) Jezus Christus”, want zegt Handelingen 4 : 12: “de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam.” Op Zijn opstandingsdag zei Hij: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.” 50 dagen later sprak Petrus daarom: “Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt.”

Zijn dienstknechten zullen Hem dienen

Openbaring 22 : 3 zegt: “Zijn dienstknechten zullen Hem dienen.” Dat staat direct na: “des Lams zal daarin zijn”. Taalkundig is het eenvoudig: Die dienstknechten zullen het Lam Gods dienen. Zij zullen God dienen. Hem aanbidden. En dat is volledig in overeenstemming met wat de Here Jezus al zei in Mattheüs 4:

Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen.

Wij kennen, aanbidden en dienen Hem als God, Here (Jehovah), Jezus Christus (Messias/Gezalfde). De Opgestane, het Lam Gods, is de Vader van de wedergeboren kinderen Gods, die leden zijn van Zijn Lichaam, van Zijn Tempel. Nieuwe schepselen ín Christus, zalig gemaakt door Hem (Handelingen 4  : 12) met onvergankelijk leven en: “… gezegend met elke geestelijke zegening in den hemel in Christus.” (Efeze 1 : 3)


Het Lam Gods is …

Het Lam Gods

Geef een reactie

Translate »