1 Korinthe 5 en uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen

1 Korinthe 5 en uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen. De organisatie van Jehovah’s Getuigen meent dat zij door God is aangesteld om de Gemeente Gods rein te houden. Uiteraard is dit niet zo, want God werkt in deze tijd helemaal niet met een organisatie, laat staan met de organisatie van Jehovah’s Getuigen (JG). Die leert namelijk eenvoudig aantoonbaar andere dingen dan de Schrift, het Woord Gods (de Bijbel) leert.

Toch zijn er velen die denken dat de woorden van het wachttorengenootschap, de leiding van de Jehovah’s Getuigen, de Woorden Gods zijn. Ze aanvaarden die leringen, die bol staan van doe-dit, doe-dat, laat-dit, laat-dat, als van God afkomstig. Wie dat doet maakt het zich heel zwaar in het dagelijks leven. En dat is geheel onnodig, want het zijn niet bepaald de Woorden Gods, die het wachttorengenootschap (WTG) verkondigt. Zij bedenken zelf wat en daardoor begrijpt men de Schrift niet.

1 Korinthe 5 en uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen

Heel vaak wordt het onbegrip van de organisatie omtrent de Bijbel gedemonstreerd in de uitsluitingskwestie. Dat kan op verschillende gronden gebeuren. Gezien de fascinatie van het WTG voor seksuele onderwerpen, komt uitsluiting op basis van “hoererij” veel voor. De betekenis van dit woord in de Bijbel ontgaat het WTG zo ongeveer in het geheel. Waar het mij nu omgaat is dat in geval van een “overtreding” van de door de organisatie (niet door God) ingestelde vele wetten op het gebied van seksualiteit, uitsluiting volgt uit de organisatie, als de persoon in kwestie geen berouw toont. Daar wordt dan onder andere 1 Korinthe 5 voor gebruikt. Beter gezegd: misbruikt. Daarom wil ik dit hoofdstuk, dat uiteraard niet los staat van de hoofdstukken ervoor, goed bespreken.

Uitsluiting is de doodstraf

Allereerst moet ik kort uitleggen wat uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen in feite inhoudt. In hun ogen (niet in Gods ogen) betekent dit dat een uitgesloten niet levend door Armageddon heen komt. Nogmaals het is onzin, maar het gaat om wat uitsluiting betekent in het jargon van de Jehovah’s Getuigen. Een uitgesloten persoon is dus verloren. Door middel van de uitsluiting is in feite de doodstraf uitgesproken. Nogmaals: volgens de redenering van de Jehovah’s Getuigen. God Zelf, de Here Jezus Christus, weet uiteraard van niks. Die leert dit totaal niet.

Het is dus nogal wat, die uitsluiting. Maar laten we ons eerst eens concentreren op het ge- of misbruik van 1 Korinthe 5. Wat staat daar eigenlijk? Wat vertelt de apostel Paulus hier. Waar komt hij vandaan? Wat beredeneert hij vanaf het eerste vers van de eerste brief aan de gelovigen te Korinthe? We zijn hier al in hoofdstuk 5, er zit een opbouw in zijn betoog. Hij is iets aan het vertellen. Die context moet je weten en mag je niet vergeten als je in hoofdstuk 5 aangeland bent.

1 Korinthe 1 t/m 4  lezen

Om het goed te doen, beginnen we met rustig (begrijpend) lezen van de eerste 4 hoofdstukken. Dat doen we vanuit de Statenvertaling. Voor Bijbelstudie is deze vertaling verreweg het beste. Voor wie ermee onbekend is, is het in het begin niet eenvoudig, maar dat went wel. De Nieuwe Wereldvertaling van de Jehovah’s Getuigen is in de praktijk niet te gebruiken. Er is teveel aan veranderd om er op te kunnen vertrouwen. Mag ik u uitnodigen: https://www.statenvertaling.net/bijbel/1kor/1.html

Samenvatting eerste 4 hoofdstukken 1 Korinthe

Als ik de eerste 4 hoofdstukken van 1 Korinthe zou moeten samenvatten, dan komt dat neer op het aanspreken van Paulus van de gelovigen te Korinthe op hun trouw, danwel ontrouw v.w.b. hun geloof en leven in Christus. Paulus spreekt “Aan de Gemeente Gods, de geheiligden in Christus Jezus” (1 : 2). Hij spreekt dus tot wedergeboren Christenen, gelovigen te Korinthe, die het onvergankelijke Nieuwe Leven in Christus al hadden ontvangen. Dat konden zij dus niet kwijtraken, wat ze ook zouden doen of nalaten.

Vers 9 zegt dat die gelovigen “door God geroepen zijn tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus“. “Tot” wil zeggen: dat is het doel. Het doel van een gelovige is dat er gemeenschap (éénwording) met Christus zou plaatsvinden én dat die er blijvend zou zijn.

Vanaf vers 10 al komt Paulus to the point. Wat heeft hij te vertellen, nadat hij in de verzen 3-8 over het rijk in Christus zijn heeft gesproken? Allereerst dat er twisten onder de Korinthiërs waren. Op basis van eigen wijsheid en het verlangen naar tekenen. Dat is uiteraard niet de bedoeling.

Hoofdstuk 2 van 1 Korinthe

Paulus zegt in hoofdstuk 2 vers 5:

Opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods.

Vers 7:

Maar wij spreken de wijsheid Gods…

Vers 12:

Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn;

Vers 14 en 15:

Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.
Doch de geestelijke mens onderscheidt wel alle dingen, maar hij zelf wordt van niemand onderscheiden.

De wijsheid van de wereld, van de oude schepping, van de oude mens, wordt tegenover de Wijsheid van God gezet. De natuurlijke mens tegenover de geestelijke mens. De Geest Gods is werkzaam in de geestelijke mens, in de Nieuwe Schepping.

Leven als geheiligde in Christus Jezus

Na deze intro en het neerzetten wat de bedoeling van het leven als “geheiligde in Christus Jezus” (1 : 1) zou zijn, legt Paulus het eigenlijke probleem op tafel. Namelijk dat hij gelovigen te Korinthe niet kon bereiken met de geestelijke dingen. Zij wilden kennelijk liever de vleselijke dingen (die van de oude mens) horen. Zij wilden liever vleselijk wandelen. Vast geestelijk voedsel konden zij niet verdragen.

In vers 11-13 vertelt de Apostel dat het fundament – Christus – voor iedere gelovige hetzelfde is, maar dat er kennelijk verschillend op gebouwd wordt. Met vergankelijke en onvergankelijke materialen. Dan kun je maar beter voor kostbaarheden als “goud, zilver en edelstenen” kiezen en niet voor “hout, hooi en stoppelen“. Die laatste zullen namelijk onherroepelijk worden weggedaan. De kostbaarheden daarentegen blijven in de eeuwigheid.

Vers 16 en 17:

Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont?

Zo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt.

En wederom de tegenstelling tussen de “wijsheid” van deze wereld en die van God. Zodat niemand “roeme op mensen” (vers 21). Niet met de oude schepping bezig zijn, want: “Gij zijt van Christus en Christus is God“.

Ja, er staat echt “Christus is God”. Het Griekse θεοῦ (Theos) wordt hier gebruikt, net als bijvoorbeeld in vers 16. Daar is exact hetzelfde woord, exact zo gespeld, vertaald met “God”, zonder “s”. Christus is dus God Zelf. Gelovigen in Christus weten dat en erkennen dat. Jehovah’s Getuigen ontkennen dit. Mede mogelijk gemaakt door de vertaling “Christus is van God” in de Nieuwe Wereldvertaling, zodat het overeen zou stemmen met hun leer dat het over 2 wezens gaat en niet Eén-en-dezelfde.

Dus zegt Paulus: Jullie als gelovigen bij elkaar zijn van God. Eigendom van Hem. Jullie samen zijn een Tempel Gods en Die is heilig, d.w.z. apart gezet voor de dienst aan God. Jij bent van Christus, van God Zelf dus. Gedraag je er dan ook naar. Leef dááruit en niet uit de lege (ijdele) oude mens.

De gelovigen te Korinthe zouden “uitdelers van de verborgenheden Gods” (4 : 1) zijn. Dáár zouden ze getrouw in zijn (4 : 2). Die aanbeveling was kennelijk nodig, want in de praktijk waren de Korinthiërs met andere (aardse) zaken bezig. In vers 6 en 18 zegt Paulus:

... dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander.
Doch sommigen zijn opgeblazen, alsof ik tot ulieden niet komen zou.

Niet “opgeblazen” zijn

Een gelovige zou “niet opgeblazen” zijn. Dat wil zeggen “niet leeg”, terwijl het er aan de buitenkant volumineus uitziet. Een opgeblazen leven is leeg van binnen. Christus ontbreekt in de praktijk. Een gelovige zou voor God leven, die ons duur gekocht heeft. Paulus roept op om alleen in Christus te leven, Zijn Leven deelachtig te zijn, “uitdelers” te zijn, trouw te zijn in de gemeenschap (samenleving), die een gelovige heeft in en met Zijn Zoon Jezus Christus. Dat deden de Korinthiërs zo te lezen niet en daarom moest de Apostel Paulus zo veel woorden besteden om dit basisprincipe duidelijk te maken.

En zo gaat Paulus verder in 1 Korinthe 5. Aangezien in de oorspronkelijke brief geen hoofdstuk- en versindelingen bestaan, dienen we dus gewoon door te lezen. Paulus verandert niet ineens van thema. Waar het over “gemeenschap met Christus” gaat, gaat het nu niet ineens over een onderwerp van seksuele aard. Zo lijkt het wel in de vertaling, vooral omdat zowat iedereen hier vanuit gaat. Het staat zelfs boven de perikoop: “De zedeloosheid in de gemeente te Korinthe“.

Helaas staat zowat iedereen hierdoor op het verkeerde been. Jammer, want Paulus heeft het hier niet over zedeloosheid, zoals die door de mens ingevuld wordt, maar over niet terugkeren tot het vlees, tot de “oude mens”, als je door God op een heilige positie bent gezet. Niet terug naar de oude schepping, maar blijven in de Nieuwe Schepping in Christus. Niet “opgeblazen” zijn, dus in werkelijkheid leeg, maar gevuld worden door Christus Zelf. Die fundamentele waarheid is steeds de boodschap van Paulus. Die waarheid bevindt zich op een geestelijk niveau. Op het hoge niveau van de Nieuwe Schepping en daar gaat het hier dan ook over. Niet over platte aardse zaken. Het gaat niet over seksualiteit en aanverwante zaken.

1 Korinthe 5 : 1-5

Als je dit wilt zien, en het voorgaande in gedachten houdt, lees dan de eerste 5 verzen van 1 Korinthe 5:

1 Men hoort ganselijk, dat er hoererij onder u is, en zodanige hoererij, die ook onder de heidenen niet genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft.

2 En zijt gij nog opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft?

3 Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, als of ik tegenwoordig ware, dengene, die dat alzo bedreven heeft, besloten,

4 In den Naam van onzen Heere Jezus Christus, als gijlieden en mijn geest samen vergaderd zullen zijn, met de kracht van onzen Heere Jezus Christus,

5 Denzulken over te geven aan den satan, tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus.

Sex met stiefmoeder

Vers 1 levert in de commentaren de nodige problemen op. “Men denkt dat…” en dan volgt een uitleg op het aardse niveau, bijvoorbeeld dat er hier sprake is van een man die sex heeft met z’n stiefmoeder, terwijl z’n vader nog leeft. Als je dat zo verklaart, dan kun je ook het woord “hoererij” in dit vers op het aardse niveau verklaren. Maar…, het is wat mij betreft onterecht om dat zo te doen.

Hier wordt verder niet gezegd wat er dan allemaal gebeurde, maar daar weten de “wettischen” wel raad mee. Ze vullen zelf wel in wat er allemaal onder “hoererij” wordt verstaan. De Jehovah’s Getuigen gaan voorop in het benoemen van wat zij noemen “seksuele immoraliteit”. Dat is hun – foute – verklaring van het Griekse “porneia”, dat in de Statenvertaling vertaald is met “hoererij”. Zie o.a. dit artikel.

Zoals eerder betoogd gaat het hier niet ineens over aardse zaken, met in het bijzonder “een man die sex heeft met z’n stiefmoeder, terwijl z’n vader nog leeft”. Wie wel meent dat het hier over gaat, moet dan ook concluderen dat wat volgt alleen gaat over die man die dit doet. Over niemand anders. Zo iemand zou dan weggedaan worden uit hun midden en daarmee zou niet gegeten worden. Dat betekent dan weer dat iemand die dit niet doet – dat is bijna ieder mens, gelovig of ongelovig – zich van wat volgt niets hoeft aan te trekken, omdat het niet op hem van toepassing is. Deze woorden zouden maar op een paar mensen (onder alleen gelovigen) betrekking hebben dan.

“Zodanige hoererij” wordt ingevuld

Dat wordt overigens door degenen die in de praktijk onder de wet leven en niet onder de Genade handig gepareerd door te wijzen op “zodanige hoererij, die ook onder de heidenen niet genoemd wordt“. Zo van: “Nou dat moet dan wel heel erg zijn wat daar allemaal gebeurde. Een zeer grote zedeloosheid”. En vervolgens denkt men automatisch weer aan allerlei onderwerpen van seksuele aard. Men vult zelf in wat er niet staat. Daarna kan men wat volgt weer fijn toepassen op degenen die volgens de “wetsgeleerden” voldoen aan de classificatie “zodanige hoererij”.

In een fractie van een seconde is een betoog op het hoge geestelijk niveau (volgens de hoofdstukken 1 t/m 4) naar het lage aardse niveau gebracht door op deze wijze de Schrift te verklaren. Dat is geheel onterecht, maar het gebeurt in alle religies. Niet vreemd, want religie is synoniem voor wet. Eigengemaakte godsdienst, waarbij de mens meent te moeten uitmaken en opleggen hoe God gediend zou moeten worden.

Dat elk getrouw bevonden worde

In dit artikel blijven we daarom bij het geestelijk denken, op een hoger niveau. Waar heeft Paulus het dan over in de eerste 5 verzen van 1 Korinthe 5? Daarvoor gaan we even terug naar de eerste twee verzen van 1 Korinthe 4:

Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods.
En voorts wordt in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde.

Iedere dienaar van Christus, de gelovige dus, zou een “uitdeler van Gods Woord” zijn. Daarin zou men trouw zijn. “Dat elk getrouw bevonden worde“. Zo eenvoudig is het. Trouw aan Christus. Trouw aan wie wij in Hem zijn. Trouw aan elkaar als “broeders in Christus”. Trouw aan het Nieuwe Leven. Niet roemen in de oude mens, maar roemen in Christus. Over deze dingen heeft Paulus het nog steeds. Nogmaals de Apostel is niet van “niveau” veranderd. Hij heeft het nog steeds over geestelijke zaken. Dingen die betrekking hebben op het leven onder het Nieuwe Verbond.

Trouw tegenover ontrouw

Tegenover deze trouw wordt ontrouw gezet en hét woord daarvoor in de Bijbel is: “hoererij”. Paulus wijst dus in de eerste verzen van 1 Korinthe 5 op de grote ontrouw van gelovigen te Korinthe. Zo erg zelfs dat deze personen weer helemaal dienstbaar geworden zijn aan de oude schepping. Zij zijn ontrouw geworden aan het leven onder het Nieuwe Verbond. Zij kiezen opnieuw voor de oude schepping, maar die is er niet meer. Die is vervangen. Dat wordt hier beschreven als “… alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft“.

Met zo’n uitspraak is het inderdaad best lastig om op het hogere geestelijke niveau te blijven denken. Dit heeft alle schijn van het platte aardse niveau. En toch zouden we er niet in trappen om dat te doen, want tot nu toe is het helemaal niet over dit soort dingen gegaan! Out of the blue zou Paulus dan ineens hier overschakelen naar een zo zwaar seksueel onderwerp, waar hij verder niet op in gaat? Wat mij betreft is dat dus niet zo, maar vorm vooral zelf een mening hierover.

Overgezet in het Koninkrijk

Een zijns vaders huisvrouw heeft” is een plastische manier van vertellen, met het oog op trouw en ontrouw, dat iemand teruggegaan is naar het vorige, naar het oude, waar hij eerder juist door God uit overgezet is naar het Nieuwe. Kolossenzen 1 : 13:

Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde;

De “overgezette” Nieuwe Mens is weer dienstbaar geworden, onderworpen (huisvrouw) aan “zijns vader” (zonder hoofdletter), d.w.z. aan het leven uit de oude mens, waar de natuurlijke mens in geboren is. Dat is verschrikkelijk meent Paulus. Dat wil je toch niet? Dit is toch geen voorbeeld voor gelovigen om na te volgen? Met teruggaan naar de “beginselen van deze wereld” kan God onze heiligmaking niet voltooien. God kan niet gediend worden dan. De gelovige kan toch zo geen erfenis (overkleed worden) ontvangen op de Dag van Christus? Welk een onnut is die ontrouw!

Over te geven aan de satan

En als je dat niet wilt, neem dan stappen om te voorkomen dat je op diezelfde doodlopende weg terechtkomt, beredeneert Paulus. Dat heb ik in ieder geval gedaan, zegt hij. Hoe? In de Naam (en Kracht) van de Here Jezus Christus heeft hij voor zichzelf besloten om zo iemand “over te geven aan de satan“. Paulus kan niks meer voor zo iemand doen, want hij is terug gegaan naar de oude schepping, waarover de satan heerschappij heeft. Hij zou wel willen, maar het kan gewoon niet, omdat de persoon in kwestie voor iets anders kiest dan “gemeenschap in Christus”.

Eerder had Paulus gezegd in 1 Korinthe 4 : 16: “Zijt mijn navolgers…” Daarmee vraagt hij om ook om hem in deze zaken na te volgen. Niet opgelegd als wet, want dat kan nooit onder het Nieuwe Verbond. Het is een aanbeveling. Het is een sterk advies, ter overweging voor iedere gelovige persoonlijk.

Denzulken over te geven aan den satan, tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus.” Dit wil zeggen dat de “hoereerder”, degene die teruggegaan is naar de oude beginselen, nog steeds een gelovige is. Hij was op grond van zijn geloof in Christus wedergeboren tot onvergankelijk leven en kan dat nooit meer kwijtraken. De geest blijft dus behouden, maar het vlees, de werken van het vlees, zullen vergaan. Als door vuur, zodat er niks van overblijft, volgens 1 Korinthe 3 : 13: Eens ieders werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens ieders werk is, zal het vuur beproeven.

Ontrouw is als zuurdesem

Dat het een stevige aanbeveling is, is niet voor niets. Als deze ontrouw, het terugkeren naar het oude leven, zich zou vermenigvuldigen, dan wordt het een puinhoop in de Gemeente van God, meent Paulus. Hij beredeneert dat in de volgende verzen via het vergelijk met zuurdesem. Slechts een klein beetje is nodig om het gehele deeg “op te blazen”. Dat moet in het geval van gelovigen onder elkaar vermeden zien te worden. Hoe zou dat dan moeten, volgens Paulus? Dat leg hij uit in de volgende verzen. Om te beginnen wijst hij in vers 9 terug op wat hij eerder geschreven heeft:

Ik heb u geschreven in den brief, dat gij u niet zoudt vermengen met de hoereerders;

Toen ging het ook al over teruggaan naar de oude mens en niet over mensen die iets op seksueel gebied verkeerd zouden doen, naar de mening van andere mensen.

Vermeng je niet met ontrouw

Het gaat hier om het woord “vermengen”. Dat is “één worden”, “gemeenschap hebben met”, “deel hebben aan hetzelfde”, noem maar op. Wil je niet op hetzelfde spoor terecht komen als degene die ontrouw is aan het Woord Gods? Zorg er dan voor dat je niet op dezelfde manier gaat denken. Vermeng je niet met ontrouw als jezelf trouw wilt blijven. Dat houdt Paulus de gelovigen van toen – en ook van nu – voor. Vers 10:

Doch niet geheellijk met de hoereerders dezer wereld, of met de gierigaards, of met de rovers, of met de afgodendienaars; want anders zoudt gij moeten uit de wereld gaan.

Het gaat niet eens om het totaal niet omgaan (niet geheellijk) met ongelovigen, zoals hier beschreven wordt. Een gelovige leeft – in de oude mens – nu eenmaal ook nog in deze wereld. Daar kan en hoeft een gelovige zich niet aan te onttrekken. Hij hoeft er ook niet één mee te worden, maar dat is uiteraard duidelijk genoeg. Het gaat om een broeder, een medegelovige in Christus. Ook een lid van Zijn Lichaam, wat Hij altijd zal blijven, op grond van zijn wedergeboorte. Met de ontrouw van een gelovige zou iemand zich niet vermengen. Want dan zou hij mogelijk ook terugkeren naar de “beginselen dezer wereld”, in de ruimste zin van het woord.

Wat is een hoereerder in 1 Korinthe 5?

Dan noemt Paulus het woord “hoereerder”, gevolgd door kwalificaties die te vangen zijn in dat ene begrip waar het woord “hoererij” voor staat, namelijk: ontrouw. Te beginnen met een “gierigaard”. Op geestelijk niveau geeft zo iemand zich niet volledig over aan het leven in Christus. Een afgodendienaar is ontrouw aan God Zelf. Geroepen om Hem te dienen, is zo iemand een ander, of iets anders, gaan dienen. Hij is daarmee ontrouw geworden. Hij is in de taal van de Bijbel een hoereerder geworden. Lasteraar, dronkaard en rover, spreken over hetzelfde principe, in geestelijk opzicht. Vers 11:

Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, namelijk indien iemand, een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet zult eten.

Met zo iemand niet eten is niet vermengen

Wat in dit vers eerst “vermengen” heet, wordt iets later “eten” genoemd. Dat is meer dan alleen maar voedsel nuttigen. De maaltijd in de Bijbel betekent “gemeenschap hebben met elkaar”. Weer niet op seksueel gebied. Het is een uitbeelding van met elkaar samen deel hebben aan hetzelfde; gedachten uitwisselen. In hoogste instantie uitgebeeld in Brood en Beker, waarbij de gelovige deel heeft aan Zijn Leven.

Als we op het hoge geestelijke niveau blijven, waar Paulus inmiddels al 5 hoofdstukken mee bezig is, dan betekent dit dat het niet eten met de in vers 1 genoemde hoereerder, een uitdrukking is van niet vermengen, niet één worden met iemand die zo ontrouw is aan het Nieuwe Leven. Paulus heeft voor zichzelf besloten om dat te doen, hoewel hij niet eens ter plekke is… Hij stelt het als voorbeeld beschikbaar voor de andere gelovigen. Nogmaals, niet als wet. Elke gelovige moet zijn eigen weg daarin bepalen. Het gaat om het pakken van eigen verantwoordelijkheid. Verschuilen in of achter een collectief is niet de bedoeling. In Romeinen 14 zegt Paulus het zo:

Hij staat, of hij valt zijn eigen heer” en “Zo dan een ieder van ons zal voor zichzelven Gode rekenschap geven“.

Het is en blijft altijd een persoonlijke zaak. Het collectief opleggen van een uitsluitingsregel door de JG, waar iedereen aan móet voldoen, is alleen al op deze gronden onjuist.

Uitgesloten uit de organisatie van Jehovah’s Getuigen

Toch wordt ondermeer 1 Korinthe 5 gebruikt om de uitsluiting van iemand die iets verkeerd gedaan heeft, in de ogen van leidinggevenden binnen de organisatie, te rechtvaardigen. Uiteraard als het om “seksuele immoraliteit” gaat. Dan komt dit Schriftgedeelte zeker aan de orde. Maar ook andere zaken worden “keurig ingepast” in het rijtje: “afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover”. “Gierigaard” dan weer niet, want daar kan men kennelijk niks mee.

De belangrijkste “quote” voor de JG uit 1 Korinthe 5 is in dit verband: “opdat hij uit het midden van u weggedaan worde“. Dit wordt dan direct zo begrepen dat hij uit de organisatie (of elders: uit de kerk) geworpen wordt en niet meer welkom is in de samenkomsten. Daar kan Paulus echter nooit op gedoeld hebben, want een samenkomst is een toevergadering van de Gemeente in Christus. Een gelovige kan daar nooit van uitgesloten worden, net zo min als van “Brood en Beker” (Avondmaal voor JG).

Zou een gelovige die ontrouw is aan het Nieuwe Leven toch naar de samenkomsten gaan, dan kan daar nooit enig bezwaar vanuit medegelovigen tegen bestaan. Een zwaar vernederende behandeling, zoals de Jehovah’s Getuigen zo iemand geven tijdens zo’n bijeenkomst (o.a. niet groeten, niet aankijken, niet aanspreken), wordt nergens in de Schrift geleerd. Dit is puur een eigen verzinsel van het wachttorengenootschap om macht te kunnen uitoefenen op de leden.

Paulus heeft het over privé vermengen met…

De Apostel Paulus heeft het over de omgang (eten, samenzijn) van gelovigen in de privésfeer. De kans dat er “vermenging” (éénwording) ontstaat is dan reëel aanwezig. Daar zou men zich van bewust zijn. Tenminste als men niet wenst te vallen in de strik van ontrouw (hoererij) aan het Nieuwe Leven in Christus. Paulus noemt dat zo in hoofdstuk 6 en 7 van dezelfde brief:

Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, welke Godes zijn.
Gij zijt duur gekocht, wordt geen dienstknechten der mensen.

Geen dienstknechten van de oude schepping

Door je niet te vermengen met de oude wereld, waar wij uitgetrokken zijn, worden wij geen dienstknechten van mensen; geen dienstknechten van de oude schepping. Dat was uiteraard dan ook niet de bedoeling voor degenen die “duur gekocht zijn”. Zo iemand zou God verheerlijken in zijn alledaagse praktische leven. Dienstknecht van de Here Jezus Christus zijn en daarin trouw blijven.

En dan nogmaals: voor iedere gelovige is dit alles een persoonlijke kwestie. Nergens wordt het “niet vermengen” opgelegd als wet (moeten) voor het collectief.

Conclusie inzake 1 Korinthe 5 en uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen

De snelle conclusie van deze uitgebreide verhandeling omtrent Paulus woorden in 1 Korinthe 5 aangaande het “uit uw midden wegdoen” en “niet eten” met “hoereerders”, en wat zoal meer genoemd wordt, is deze:

Het gaat totaal niet over seksualiteit!

Het gaat om ontrouw zijn aan het Nieuwe Leven. Het ontrouw zijn van een gelovige aan Christus. Het teruggaan naar waar men vandaan komt; waar men juist uit getrokken is.

Geen enkele gelovige kan door een andere gelovige of “leiding” uit dé Gemeente en uit de samenkomst (die is in Christus) gezet worden.

Nergens wordt geleerd dat trouwe gelovigen in de samenkomst ontrouwe gelovigen op een of andere wijze zouden negeren. Niet in de omgang en niet in Brood en Beker.

In de privésfeer moet iedere gelovige voor zichzelf bepalen of hij of zij wil omgaan (en zo ja, in welke mate?) met iemand die het Nieuwe Leven niet wenst te leven. Daar is niks vreemds aan, dat doen we in zoveel gevallen ook zo. Wij bepalen met wie we wel en niet (intensief) omgaan.

Paulus roept op om “trouw” en “ontrouw” niet met elkaar te vermengen. Dat geeft namelijk onherroepelijk problemen. De kans op meer ontrouw onder gelovigen is dan veel groter. En dat kan nooit de bedoeling zijn van het leven van “duur gekochte” wedergeboren kinderen Gods.

Jehovah’s Getuigen sluiten medegelovigen onterecht uit. Zij hebben – van Godswege – het recht daar niet toe; op geen enkele grond. Als aardse organisatie kunnen zij dit wel doen, maar God Zelf heeft dan ook niks te maken met die organisatie. Hij werkt er niet ín en niet mee. Die wordt door God niet erkend. Een gelovige zou dat evenmin doen.

Het collectief opleggen aan de leden dat men degenen die “uit uw midden zijn weggedaan” niet meer mag ontmoeten, niet letterlijk met ze eten en zelfs niet mag groeten met een simpel “hallo”, is volledig onbijbels. Het is niet meer dan een verzinsel van het wachttorengenootschap. Maar dan wel één die veel levens zwaar beschadigt of zelfs verwoest.


1 Korinthe 5 en uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen

1 Korinthe 5 en uitsluiting bij Jehovah’s Getuigen

2 Reacties

  1. Frits van Pelt 25/10/2019
  2. Frits van Pelt 23/09/2019

Geef een reactie

Translate »