Johannes 8 vers 1-11 uit de Nieuwe Wereldvertaling

Johannes 8 vers 1-11 uit de Nieuwe Wereldvertaling. De “grijze Nieuwe Wereldvertaling” (NWT) van de Jehovah’s Getuigen (JG) is door het wachttorengenootschap (WTG) in het Nederlands uitgegeven in 2017. Het was de opvolger van de versie die in 1984 verscheen. Zoals al vaker gemeld op deze website is het WTG in de grijze NWT de schaamte echt voorbij, als het om tekstaanpassingen gaat.

Waar bijvoorbeeld in de vorige editie het gedeelte in Johannes 8 vers 1-11 nog wel geplaatst werd, zij het onterecht als een soort voetnoot, staat dit gedeelte niet meer in de “grijze” versie. Ook niet meer op de website, alleen nog in een voetnoot, die niet direct zichtbaar is. Johannes 8 begint in de Nieuwe Wereldvertaling in vers 12. Het verslag van de Here Jezus, de overspelige vrouw en de wettische Farizeeën, is nu niet zomaar meer te lezen. Waarom is dat? Wat bezielt het WTG om dit gedeelte helemaal uit de Bijbel te laten?

Zoveel genade is toch ook weer niet de bedoeling…

De Jehovah’s Getuigen zijn niet de enige die op z’n minst moeite hebben met Johannes 8 vers 1-11. Er zijn stromingen die vinden dat het prachtige gedeelte van over de overspelige vrouw, die niet door de Heer veroordeeld wordt, niet in de Bijbel thuishoort. Misschien omdat ze het wel goed uitkomt, want zoveel genade is toch ook weer niet de bedoeling in de religies en denominaties, die in de praktijk liever de wet hanteren. Het moet ook geen precedent scheppen voor plegers van overspel, zoals puriteinse krachten menen dat het geval is als dit gedeelte in de Bijbel zou blijven.

Een puriteinse kopiist

Met dit laatste is het gedoe over de geschiedenis in Johannes 7 : 53 – 8  : 11 ontstaan. Dit gedeelte zou in diverse afschriften van het Nieuwe Testament niet voorkomen. Iemand – een puriteinse kopiist – meende kennelijk dat dit gedeelte niet moest worden overgeschreven om problemen, van waarschijnlijk seksuele aard, te voorkomen. Onvergeeflijk natuurlijk, want de mens zou helemaal niets aan Gods Woord afdoen of toevoegen. Daar wordt in het slot van de Bijbel streng voor gewaarschuwd. Het niet begrijpen van een gedeelte, of vinden dat iets in de praktijk wellicht niet zo handig is om te handhaven, mag hier nooit enige invloed op hebben.

Dat de krachtige waarschuwing om nog geen letter te wijzigen aan Gods Woord in de Bijbel nodig was, blijkt wel uit wat er kan gebeuren als slechts één kopiist een gedeelte toevoegt of in dit geval weglaat. Grote kans dat de volgende kopiist dit overneemt. En zelfs vele eeuwen later zijn er die het ontgaan welk een grote fout de afschrijver gemaakt heeft. Ze houden daardoor de fout in stand en geven dus het niet het juiste door. Een kwalijke zaak.

De verklaring van het verwijderen van Johannes 8 vers 1-11

De organisatie van Jehovah’s Getuigen verklaart de verwijdering van het gedeelte in haar nieuwste versie (2017 – Nederlands) van de eigen Nieuwe Wereldvertaling als volgt:

Veel mensen beseffen niet dat het gedeelte in Johannes 7:53–8:11 dat in sommige Bijbels staat, een toevoeging is die geen deel uitmaakte van de oorspronkelijke geïnspireerde geschriften.

De verklaring op de website luidt als volgt:

Het gedeelte in Jo 7:53 tot 8:11 ontbreekt in de oudste gezaghebbende manuscripten. Deze 12 verzen zijn duidelijk toegevoegd aan de oorspronkelijke tekst van Johannes’ evangelie. (Zie App. A3.) Ze komen niet voor in de twee oudste beschikbare papyri met het evangelie van Johannes: Papyrus Bodmer 2 (P66) en Papyrus Bodmer 14, 15 (P75), allebei uit de tweede eeuw. Ze staan ook niet in de Codex Sinaiticus en de Codex Vaticanus, allebei uit de vierde eeuw. Ze verschijnen voor het eerst in een Grieks manuscript uit de vijfde eeuw (Codex Bezae) maar staan verder in geen enkel Grieks manuscript van vóór de negende eeuw. De meeste oude vertalingen in andere talen laten de woorden weg. Eén groep Griekse manuscripten plaatst de toegevoegde woorden aan het eind van Johannes’ evangelie en een andere groep zet ze na Lu 21:38. Dat dit gedeelte in verschillende manuscripten op verschillende plaatsen verschijnt, ondersteunt de conclusie dat de tekst niet authentiek is. De meeste geleerden zijn het erover eens dat deze verzen geen deel uitmaakten van de oorspronkelijke tekst van Johannes.

Companion Bible Bullinger over Johannes 7 : 53 – 8 : 11

Deze verklaring van het niet authentiek zijn van dit gedeelte moet de lezer overtuigen geen aandacht te schenken aan de geschiedenis van de overspelige vrouw. Dat is het doel van het puriteinse wachttorengenootschap. Het “de meeste geleerden…” is op z’n minst tendentieus. Zoals altijd bij de JG wordt zo’n bewering niet gevolgd door bewijs.

Als we de Companion Bible van Bullinger bekijken, het naslagwerk dat vaak geraadpleegd wordt, dan wordt een geheel ander beeld opgeroepen. Dan blijkt ook dat het wachttorengenootschap “vergeten” is om, naast andere elementen, een heel belangrijk argument vóór de authenticiteit van dit Schriftgedeelte te noemen. Notabene afkomstig van Westcott & Hort, die de basis geleverd hebben voor de Nieuwe Wereldvertaling van het wachttorengenootschap. Die beargumenteren dat de geschiedenis wel degelijk in de Bijbel thuishoort vanwege “zijn eigen interne karakter”. De vertaling van het gedeelte in de Companion Bible luidt:

Jo 7:53 – Jo 8:11 wordt weggelaten door L T Tr. [A] De voetnoot van The Revised Versio trekt het in twijfel. WH (Westcott and Hort) plaats het tussen dubbele haakjes aan het einde van het Evangelie.

Wat betreft de oude MSS. (= manuscripten), A (de Alexandrine, Londen) en C (Ephraemi, Parijs), zijn hier gebrekkig, zodat de oudste weglatingen zijn (Sinaitisch, Cent. V), B (Vaticaan, Cent. Iv). De oudste die het bevat is D (Bezae, Cent. Vi). Het staat in de Vulgaat (383), en Jerome (378-430) getuigt (adv. Pelag. Ii. P. 762) dat het in veel Griekse en Latijnse codices voorkomt. Het wordt ook gevonden in Jeruzalem Syriac (Cent. V), Memphitic (Cent. Iii of iv), Aethiopic (Cent. Iv).

Eusebius, bisschop van Caesarea (315-320), citeert (Hist. Pred. Iii. 39) Papias, bisschop van Hierapolis (in Frygië, 130), die ernaar verwijst. Ambrose (374-397) citeert het, evenals Augustine (395-430), de adult. coniugiis (lib. ii, cap. 7).

Hoewel WH (Westcott & Hort) het weglaat, citeert Dean Burgon (1883): “Drs. W. en H. merken op dat ‘het argument dat in de moderne tijd altijd het meest in haar voordeel heeft verklaard, zijn eigen interne karakter is. Het verhaal zelf lijkt terecht te staan. Vanwege zijn eigen innerlijke waarheid, en de woorden waarin het is gekleed om te harmoniseren met andere evangelieverhalen” (The Revision Revised, p. 311, noot).

We kunnen ons afvragen: hoe komt het dat alle MSS. die het bevatten (inclusief 300 cursieven) het ermee eens zijn om het hier te plaatsen?

Kerkvader Augustinus

De opmerking dat “veel mensen niet zouden beseffen” (een leugen) dat “in sommige Bijbels” Johannes 7:53–8:11 staat afgedrukt, terwijl dat niet in de oorspronkelijke manuscripten zou staan, is eenvoudig te verklaren. Het is namelijk onzin dat dit gedeelte niet in de oorspronkelijke teksten zou staan. Dan hoef je dat ook niet te “beseffen”. In de meeste Bijbelvertalingen, dus niet in “sommige”, staat het gedeelte er dan ook gewoon in.

Het hoort 100% tot de Bijbelse canon, daar is onder Bijbelgetrouwen geen discussie over. De bekende Augustinus (353 – 430) verklaart dat het verhaal een tijdje “verdwenen” was vanwege een preutse angst dat het immoraliteit zou leren. En daar zat men toen niet op te wachten natuurlijk. Niet de Genade Gods, maar de wet moest heersen… En hup daar verdween dit gedeelte… Maar ook volgens deze “kerkvader” hoort dit gedeelte gewoon in de Bijbel thuis. De fout werd toen hersteld, hoewel kennelijk niet iedereen daar op zat of zit te wachten. Maar het was wel terecht.

Je kunt je ook niet voorstellen dat een dergelijk verhaal, aansluitend op het gedeelte over Jezus als “Licht der wereld” in hoofdstuk 7, door een evangelist compleet verzonnen zou zijn. Wat in Johannes 8 vers 1-11 beschreven wordt, heeft zo plaatsgevonden.

Jezus vervult Jeremia 17 : 13

Johannes 7 : 53 tot 8 : 11 is een authentiek onderdeel van de Heilige Schrift, van Gods Woord. Daar zijn voldoende redenen voor. Inderdaad vanwege “andere evangelieverhalen”, die eenzelfde boodschap omtrent het verbondsvolk uitdragen. Vanwege de rijke typologie in dit verhaal, gericht op de 2 en 10 stammen Israëls. Vanwege de zeer duidelijke aanwijzing in de Bijbel dat deze overspel pleegden en plegen. Daar wordt in dit verhaal op gewezen.

Vanwege de vervulling van wat in het Oude Testament al werd aangekondigd. Zoals met zoveel OT-aankondigingen, vervulde de Here Jezus in Zijn bediening ook wat hier aangekondigd was aan het Joodse volk en hun leidslieden, de Farizeeën. Jeremia 17 : 13 zegt i.v.m. Juda:

O HEERE, Israëls Verwachting! allen, die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van mij afwijken, zullen in de aarde geschreven worden; want zij verlaten den HEERE, den Springader des levenden waters.

Allen die de Heere (Jehovah) verlaten, zullen de Bron verlaten. Zo iemand (of een volk) sterft, wordt “in de aarde geschreven”. Dat is terugkeren tot de aarde, de dood in. Die aankondiging bij monde van Jeremia, de profeet in het 2-stammenrijk, krijgt hier een vervulling. Toegepast op het Joodse volk, dat de Heer in de praktijk al heel lang verlaten had.

De wet, geschreven in (of op) aarde, is “bediening des doods”. (2 Korinthe 3 : 7) Wie er onder leeft, zich er op beroept (en dat deden de Farizeeën ook hier weer), wordt veroordeeld tot de dood. Er is geen ander resultaat, want geen enkel mens kan de wet houden en wie slechts één overtreding begaat, dient gedood te worden. (Jakobus 2 : 10).

De overspelige vrouw in de film “The Life of Jesus”

De makers van de film “The Life of Jesus” vinden de geschiedenis van de overspelige vrouw ook bij het leven van Jezus horen. Hierbij het fragment waar het om gaat.

De geschiedenis in Johannes 7 : 53 – 8 : 11

Laten we nu eens beter kijken naar de geschiedenis in Johannes 7 : 53 – 8 : 11. Het verslag heeft ons veel te vertellen. Vooral als we het niet puur op het aardse niveau willen verstaan.

53. En een ieder ging heen naar zijn huis.
1. Maar Jezus ging naar den Olijfberg.

Johannes begint zijn verslag met de plaatsaanduiding. Dat is de Olijfberg. Op bergen openbaart God Zich. Met name op de Olijfberg. Op die Heilige plaats, symbool van openbaring van het Koninkrijk van de Messias, zal voor “Juda”, aan het eind van de 70-ste jaarweek van Daniel, de Heer, de Messias (inclusief de Gemeente) Zijn voeten zetten. (Zacharia 12-14)

2. En des morgens vroeg kwam Hij wederom in den tempel, en al het volk kwam tot Hem; en nedergezeten zijnde, leerde Hij hen.

“Des anderen morgen vroeg” is een beeld van opstanding, het aanbreken van het Koninkrijk. De Tempel is Christus, inclusief Zijn Lichaam, Zijn Gemeente. Dat is het Huis Gods. Het volk zou tot het huis Gods gaan. Dat is dus geen letterlijk gebouw, maar het betekent gaan waar Híj is. God is in Christus en tot Hem zou men gaan. Zittend aan de voeten van de Heiland, lerende van Hem alleen.

Het is ook een beeld van de wederkomst van Christus, als ook dan heel het volk tot Hem zal komen, om de rust in te gaan en door Hem onderwezen te worden.

3. En de Schriftgeleerden en de Farizeen brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen.
4. En haar gesteld hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen, overspel begaande.

Het overspel was dus gaande. Het vond op dat moment plaats. Uiteraard gaat dit op voor het Joodse volk van die dagen, onder aanvoeringen van hun religieuze leidslieden, de Farizeeën. Het overspel (ontrouw, ongeloof) van de 2-stammen, die officieel nog met Jehovah verbonden waren, vond op dat moment nog steeds volop plaats. Ook dat was een “heterdaadje”.

5. En Mozes heeft ons in de wet geboden, dat dezulken gestenigd zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij?

De Here Jezus vangen op Zijn keuze

De Schriftgeleerden kennen de wet van Mozes en beroepen zich daar op. Stenigen mocht niet van de Romeinse wetten, waaronder Judea stond. Niet stenigen zou in strijd zijn met Joodse wet. Dus men kon de Here Jezus altijd vangen op Zijn keuze. Volgens diezelfde wet zou de eerste steen geworpen dienen te worden door de beschuldiger/aanklager en de getuige in kwestie, gevolgd door het hele volk. (Deuteronomium 17 : 7) In dit verhaal zou dat moeten gebeuren door de Farizeeën die “getuigen” konden van het overspel van de vrouw. Ze was immers door hen op heterdaad betrapt. Het bewijs uit eerste hand en meer dan één getuige, zoals de wet vereist.

De Farizeeërs moeten gedacht hebben dat een juridisch volkomen dichtgetimmerde “zaak” hadden en dat Jezus niet anders kon dan veroordelen. Zij waren de Here Jezus dan ook aan het “verzoeken”, zegt het volgende vers. Zij wilden Hem hoe dan ook beschuldigen om in ieder geval Zijn groeiende invloed ongedaan te maken. Het liefst hadden ze Hem gedood, maar het was “zijn tijd nog niet…”. (Johannes 7 : 30)

De manier van de Heiland om zonde te behandelen

De manier van de Heiland om zonde te behandelen is echter vergeven. Hier is het een vooruitwijzing dat Hij, de Verlosser (Heiland) Israëls en de volken, de zonde en de zonden geheel zou wegnemen.

6. En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij iets hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.

God (uitgedrukte Beeld Jehovah) schreef de twee stenen tafelen – de wet – in de klei, de aarde. Dat zouden de toehoorders herkend moeten hebben.

Als tekst had er ook kunnen staan: “Maar Jezus schreef met den vinger in de aarde”. Dat was voldoende geweest. Toch staat er “nederbukkende” bij. De Heer (Jehovah) vernederde Zich, ontdeed Zich van Zijn Heerlijkheid (Filippenzen 2) en kwam Zelf “naar beneden”, naar de aarde. Hij kwam Zelf om het zondeprobleem van heel de wereld op te lossen. (2 Korinthe 5 : 19)

7. En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar.

De beschuldigers luisterden niet. “Ze bleven Hem vragen”. De Heer richt Zich dan op (staat boven hen) en met rake woorden daagde de Here Jezus elke man uit die daar aanwezig was te bewijzen dat hij recht had om deze vrouw te stenigen. Alleen als jullie zelf je niet aan deze zonde (overspel/hoererij) hebt schuldig gemaakt, dan heb je recht om stenen des doods te gooien. Maar jullie zijn net zo schuldig, dus is er geen recht om een ander te veroordelen. Zoiets moet er in vers 7 gezegd zijn.

De Wachttoren over Johannes 8 vers 1-11

Het wachttorengenootschap vindt dit kennelijk maar te makkelijk, want men zegt dit in De Wachttoren, november 2017, blz. 22:

Veel mensen beseffen niet dat het gedeelte in Johannes 7:53–8:11 dat in sommige Bijbels staat, een toevoeging is die geen deel uitmaakte van de oorspronkelijke geïnspireerde geschriften. Op basis van dit gedeelte hebben sommigen beweerd dat alleen iemand zonder zonde een ander schuldig kon verklaren aan overspel. Maar de wet die God aan het volk Israël had gegeven, zei: ‘Als een man wordt betrapt terwijl hij bij de vrouw van een ander ligt, moeten beiden sterven’ (Deut. 22:22).

Het is zeer vreemd dat het wachttorengenootschap het bovenstaande zegt. De woorden van de Here Jezus worden zonder pardon aan de kant gezet. Het WTG wil die woorden niet horen. Men heeft niet begrepen wat de Heer, Die de wet Gods echt wel kende, hier laat zien. Namelijk dat je pas kunt veroordelen en stenigen als jezelf zonder zonde bent.

Zo werkt Bijbelstudie. Door Schrift met Schrift te vergelijken krijg je een compleet beeld. Er wordt in het Oude Testament gezegd dat de getuigen/beschuldigers de eerste steen zouden gooien, gevolgd door het volk. Gooien de getuigen niet, dan gooit het volk ook niet, moet de conclusie zijn.

Vanuit het Nieuwe Testament – in Johannes 8 – leren we van de Here Jezus Zelf dat er alleen gestenigd mocht worden als men zelf zonder zonde zou zijn. Zo staat het niet in het Oude Testament, maar door de aanvulling van notabene de Heer Zelf, wordt dat duidelijk gemaakt. Zo’n belangrijke aanvulling wordt door het wachttorengenootschap onbekend gemaakt door het verwijderen van Johannes 8 vers 1-11.

De vraag is hoe vaak steniging in de praktijk voorkwam. Los van het feit dat Israël zich vóór haar ballingschap niet bepaald aan de wet hield, moet de “rem”, doordat men op tijd bedacht dat men zelf ook niet zonder zonde was, ook gewerkt hebben.

Wat mij betreft is dit Schrift met Schrift vergelijken nóg een bevestiging dat Johannes 7 : 53 – 8 : 11 authentiek is. Het maakt deel uit van Gods Woord.

Een Mens “zonder zonde”

De Heer zou het recht gehad hebben om te veroordelen en te stenigen. Hij was immers Mens “zonder zonde” (Hebreeën 4 : 15) maar Hij deed het niet.

Waar de Here Jezus niet veroordeelt, waar Hij genade toont, daar durft het WTG gewoon wel te veroordelen, hoewel men absoluut niet zonder zonde is. In feite hoereert men zelf ook, door overduidelijk niet trouw te zijn aan Zijn Woord. Maar men deinst er niet voor terug om – overdrachtelijk – te doden, via uitsluiting en het verbieden van contacten tussen families en vrienden.

Letterlijk doden doen ze niet, maar als ze echt de wet zouden willen houden, dan hadden ze dit moeten doen. Immers de wet houden, naar de wet leven, betekent dat je deze wet voor de volle 100% uitvoert. Maar iedereen weet dat de wet door het vlees niet gehouden kan worden. Ook niet door de Jehovah’s Getuigen. Wat ik hiermee wil zeggen is dat de JG aan “cherry picking” doet. Men “winkelt” selectief in Gods Woord en doet maar wat. In dit geval wel de overtreding bestraffen, maar niet zoals dat beschreven is. Dat kan natuurlijk niet.

Daarnaast vergeet het WTG dat we inmiddels onder het Nieuwe Verbond leven. Al sinds de opstanding van de Here Jezus. Het Oude Verbond, met de genoemde wetten en oordelen, is gelukkig weggedaan. Daar moet je dan niet naar terug gaan, vertelt Paulus zeer regelmatig. Doe je dat wel, dan maak je Christus tot schande en onnuttig. En wie dat doet, moet zich volledig aan de wet houden. Jakobus leert in Jakobus 2 dat slechts één overtreding van de wet betekent dat de overtreder gedood moet worden.

Het recht om wetten te maken

Dat het wachttorengenootschap niet echt weet wat het Nieuwe Verbond inhoudt, blijkt uit deze quote in de eerder aangehaalde Wachttoren, november 2017: “Jehovah heeft het recht om wetten voor ons te maken omdat hij ons heeft geschapen.” En vervolgens somt men de nodige wetten op. Uiteraard heeft Jehovah dat recht, maar het hele punt is dat Hij dat onder het Nieuwe Verbond niet doet! De Genade Gods regeert nu. (Efeze 3 : 2) Hij schrijft Zijn onderwijzing in het hart van de wedergeboren mens, die ín Christus een Nieuwe Schepping is geworden. (2 Korinthe 3 : 3) Sinds de dood en opstanding van de Here Jezus is de wet weggedaan. Er is geen andere “wet” meer, dan deze:

…: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw Naaste als uzelven. (Lukas 10)

Dat is niet eens een “wet van moeten”. Dit is een wetmatigheid, net zoals dat je weet dat twee draadjes in het stopcontact stroom doorgeeft. Wie ín Christus is, wedergeboren is, zal de Here, God, liefhebben met alles wat hij in zich heeft. Van nature; de Nieuwe Natuur uiteraard. De “Naaste” is in deze geschiedenis overduidelijk Christus. Voor wie Hem liefheeft, is dit helemaal geen moeilijke opgave, laat staan wet. Het gaat als vanzelf, van binnenuit.

Het wachttorengenootschap claimt in de praktijk “het recht te hebben om wetten te maken”. Het zal toch iedereen duidelijk zijn dat dit volledig buiten Gods Woord om gebeurt. En daarmee kunnen we de JG-wetten direct aan de kant schuiven. Niet meer op letten. Het gaat regelrecht in tegen wat de Schrift ons leert over leven uit Genade alleen.

Het eerste “schrijven in de aarde” in Johannes 8 vers 1-11

Het eerst “schrijven in de aarde” maakte dus kennelijk niet zoveel indruk op de beschuldigers. Wellicht hadden zij ook niet meteen door dat aldaar Jeremia 17 : 13 vervuld werd. Hadden zij niet door dat wie de Heere (Jehovah) verlaat, “in de aarde geschreven” wordt? Dat is terugkeren tot de aarde, de dood in. In ieder geval veranderde het hun reactie niet. Ze “bleven vragen”, staat er.

Het eerste nederbukken, een beeld van Zijn eerste komst, was niet voldoende voor bekering. Zij zagen het van dichtbij, stonden erbij en keken er naar, maar handelden niet. Dat geldt ook voor wat hier achter steekt. Het Joodse volk sloeg geen acht op de boodschap van de Here Jezus, die Hij in Zijn laatste jaren zo veelvuldig bekendmaakte aan dat volk.

Zelfs de woorden “die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar”, maakten onvoldoende indruk. Men dacht niet eens na over dat men zelf zondig (ongelovig, ontrouw aan de Man) was. Het drong niet eens door dat men alleen een oordeel kon uitvoeren als men diezelfde zonde (of andere) zélf niet zou praktiseren. Ze waren zo verblind door wat ze wilden bereiken, dat hen deze waarheid volledig ontging. En ook hier is er weer een overdrachtelijke toepassing op het Joodse volk als geheel.

Oordeel een ander niet

De apostel Paulus vertelt later in het begin van zijn brief aan de Romeinen (2 : 1-3) hoe het werkt met oordelen:

Daarom zijt gij niet te verontschuldigen, o mens, wie gij zijt, die anderen oordeelt; want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelven; want gij, die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.
En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid is, over degenen, die zulke dingen doen.
En denkt gij dit, o mens, die oordeelt dengenen, die zulke dingen doen, en dezelve doet, dat gij het oordeel Gods zult ontvlieden?

Een zondig mens zou zich bewust zijn van zijn beperkingen en daarom een ander niet veroordelen. Wij zondaars hebben dat recht niet!

8. En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.

Nogmaals bukte de Here Jezus Zich neder om in de aarde te schrijven. Zijn tweede komst naar de aarde (wat nu nog toekomst is…) zou wel een verandering opleveren. Wat schreef Hij? Het staat er niet bij, maar het zou heel goed kunnen dat de Here Jezus het e.e.a. citeerde uit het Oude Testament over het ongeloof, de ontrouw, het overspel, het hoereren, van het Joodse volk. Daar is genoeg van te vinden. Dat zouden de schriftgeleerden (Farizeeën) zeker geweten moeten hebben. Het is een groot thema in de “loopbaan” van het Joodse volk. Een overspelige vrouw in de Bijbel is altijd Israël als vrouw van Jehovah.

Bijvoorbeeld in Jeremia 3 : 8

En Ik zag, als Ik ter oorzake van alles, waarin de afgekeerde Israël overspel bedreven had, haar verlaten, en haar haar scheidbrief gegeven had, dat de trouweloze, haar zuster Juda, niet vreesde, maar ging henen, en hoereerde zelve ook.

Duidelijker dan dit wordt het niet en het wordt op diverse manieren herhaald in het Oude Testament. Zie ook Jeremia 16.

9. Maar zij, dit horende, en van hun geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd alleen gelaten; en de vrouw in het midden staande.

De vrouw staat nog steeds recht overeind. Ze is niet ter dood gebracht. Deze tweede keer daalt het wel in bij de toehoorders. Zij wisten het weer… (“van hun geweten overtuigd”). De oudsten als eerste. Wellicht beseften de leidslieden van het nog met Jehovah getrouwde volk toen wel dat zij in feite zichzelf aan het beschuldigen waren. Want zíj waren juist de Man ontrouw. Niet eenmaal, maar vele malen, zo blijkt uit de Schrift. Ook in en na de ballingschap diende “Juda” de Heer niet. Zij diende zichzelf en dat is hoererij/overspel in de Bijbel. De Joodse godsdienst is ontstaan in en na de ballingschap. De feesten (Chanoeka, Purim) en het vasten, het zich proberen te houden aan honderden wetten en rituelen. Dit alles heet “judaïsme”. De HEERE (Jehovah) wilde dit niet. Hij bezag het als overspel / ontrouw.

De Farizeeën worden geconfronteerd met hun eigen falen. Met hun eigen zonde (ongeloof, ontrouw), waarvoor ze dus zelf ook veroordeeld (gedood) zouden moeten worden. Ze konden daarom niet anders dan zachtjes wegsluipen, zonder iets te zeggen. Dit zouden de leidslieden van de organisatie van Jehovah’s Getuigen ook moeten doen i.p.v. de constante veroordeling van zoveel leden van “hun volk”.

Een beeld van de 10 stammen

Niet alleen de “vrouw op heterdaad betrapt”, die een beeld is van de 10 stammen Israëls, dat – na overspel – gescheiden was van haar Man Jehovah en dus “een andere man diende”, maar ook de 2 stammen Israëls pleegden overspel. Ze hoereerden. Daar kan de Here Jezus hen op gewezen hebben via het “schrijven in de aarde”.

10. En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld?

En weer richt Jezus Zich op. Alleen de vrouw (10 stammen) is nog over. De Heer ziet haar aan. De beschuldigers waren weg. Zij wilden geen “gemeenschap” met de Verlosser van het juk der zonde en van de wet. De mannen vertrokken zonder veroordeling. Waar geen beschuldiging is, is geen veroordeling en dus ook geen dood.

11. En zij zeide: Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer.

De Here Jezus veroordeelt ook niet, hoewel hij dat volgens de wet wel had kunnen doen. En hij was er toe gerechtigd. Maar de Heer wijst hiermee, net zoals met heel Zijn bediening, naar het Nieuwe Verbond, ook al ruim genoeg aangekondigd onder Israël. Dat zou aanvangen bij Zijn opstanding. Onder dat Nieuwe Verbond is geen veroordeling. In Christus staat elke gelovige (als Nieuw Schepsel) rein voor God. Het enige dat gevraagd wordt om deel van dat Nieuwe Verbond te zijn, is persoonlijk geloof in de opgestane Heer en Heiland, de Here Jezus Christus.

De vrouw stond uiteindelijk alleen voor de Heer, alleen met haar schuld. Hoe heerlijk moet het voor haar geweest zijn, toen zij de Heiland hoorde zeggen: “Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer”. Welk een Genade! Dat was overeenkomstig het grote Plan Gods. Later zegt Johannes, in 3 : 17, 18: “Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden. Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die NIET gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God”. Hij kwam om zondaars zalig te maken.

Zondigt niet meer

Met de erkenning dat er overspel gepleegd is en er toch geen veroordeling en dood is, is het verhaal niet af. Er wordt tegen deze vrouw gezegd, maar ook tegen de al vertrokken Farizeeën: “zondigt niet meer” of ander gezegd: “zondigt niet langer”.

Overdrachtelijk wordt tegen de 2 en de 10 stammen Israëls gezegd: “zondigt niet meer”. Of: “ben niet langer ongelovig en dus ontrouw”. Hoe dan? Door Degene aan te nemen die God gezonden had als Verlosser (Redder). Grofweg gezegd (zonder uitleg) deden de 10 stammen dit – op regeringsniveau – al vóór het lijden, sterven en de opstanding van de Here Jezus.

De 2 stammen (Juda/Benjamin) keerden zich niet af van hun ongeloof/ontrouw, ondanks talloze oproepen tot “bekeert u”, die allemaal aan Israël, met name de 2 stammen, gericht waren. Zij zullen dat wel doen (als volk) als de Here Jezus Christus voor de tweede keer zal “nederbukken”. Als Hij komt om hen uit hun opperste benauwdheid te bevrijden, aan het einde van de 70-ste jaarweek. (Daniël 9; Zacharia 12 : 10) Om ook dit deel van het volk Israël, dat dan de Naam des Heeren zal aanroepen, Zijn Genade te betonen. Om ook tegen dit volk te zeggen: “Ik veroordeel u niet, ga heen en zondigt (ongeloof) niet meer.” In de nabije toekomst zal Hij ook Juda, de overspelige vrouw, vergeven en vragen terug te keren tot de Man.

Compleet Israël, de letterlijke 12 stammen, zal dan – als één volk – opnieuw de Man trouwen. (Jesaja 62) Die Man blijkt dan Jezus Christus te zijn, de opgestane Heer en Heiland. Degene Die de Naam Jehovah geërfd heeft. (Hebreeën 1 : 4) De aangekondigde Verlosser. Hij is het Hoofd van het Lichaam, de Gemeente, de gelovigen in Christus, die Hij verzameld heeft in de periode (5e bedeling) tussen Zijn opstanding en de “opname van de Gemeente”.

Audio-studie: De overspelige vrouw.


Johannes 8 vers 1-11 uit de Nieuwe Wereldvertaling

Johannes 8 vers  1-11

Geef een reactie

Translate »